Wie was Freinet?

Célestin Freinet
(1896 – 1966)

Freinet’s strijdbaarheid en pedagogisch denken vinden vooral hun oorsprong in:
– de rijkdom en vrijheid van zijn kinderjaren in het boerendorpje Gars, dat geïsoleerd ligt tussen hellingen van de Zuid-Franse Alpes-Maritimes;
– zijn eigen schooltijd die met één woord is samen te vatten: verveling;
– een verblijf van enkele jaren in militaire sanatoria, als gevolg van een ernstige verwonding in de eerste wereldoorlog. Daar komt hij bijna alleen ‘de arbeidersklasse’ tegen.

In z’n eerste baan in Bar-sur-Loup (1921) wordt Freinet geconfronteerd met een enorm gebrek aan leermiddelen en weinig gemotiveerde leerlingen. Steeds vaker gaat hij met zijn groep de natuur in en op bezoek bij de werkplaatsjes in en rond het dorp. Zijn leerlingen vragen van alles over wat ze om zich heen zien en nemen veel materiaal mee terug naar school. Ze praten met elkaar over hun ervaringen, doen onderzoek, maken albums met verslagen en tekeningen. Die laten ze elkaar lezen, ze lezen ze voor en praten er weer met elkaar over, waarbij maître Freinet vragen stelt, uitlegt en extra informatie geeft. Hij vat ook samen en schrijft dat op het bord. Als dorpsonderwijzer helpt hij met het invullen van formulieren. Hij praat met arbeiders over de prijzen van allerlei producten en helpt bij het stichten van coöperaties. Freinet hoopt hen op die manier minder afhankelijk te maken van landeigenaren. Dat de school leerlingen bewust moet maken van hun (toekomstige) plaats in de maatschappij, wordt hem steeds duidelijker.

Op zijn speurtocht naar verbeteringen herontdekt hij klassiekers van onder meer Rabelais, Rousseau en Pestalozzi en oriënteert zich op eigentijdse vernieuwingen. Door de Zwitser Ferrière maakt hij kennis met tal van experimenten van het nieuwe onderwijs wereldwijd. Behalve dat hij veel leest, reist hij ook door Europa om collega’s te ontmoeten. In Duitsland is hij onder de indruk van de ideeën van Lietz en Reddie en bezoekt de experimentele nieuwe school in Hamburg. In 1923 woont hij in Zwitserland voor het eerst een congres bij van The New Education Fellowship. Op NEF-congressen ontmoet hij tal van gedreven onderwijsvernieuwers. Freinet haalt uit alles wat hij tegenkomt het goede voor eigen gebruik, geregeld met een andere toepassing. Zo ziet hij in Rusland de kracht van communicatie per muurkrant, die hij goed kan gebruiken als het klassikale uitdrukkingsmiddel voor wensen, kritiek of felicitaties van kinderen.

Intussen legt hij ook nog met succes het examen af voor docent Frans. Hij ziet af van een loopbaan aan een middelbare school. De sfeer op zijn schooltje spreekt hem meer aan dan de formelere sfeer in het voortgezet onderwijs. In 1926 trouwt hij met onderwijzeres Elise Lagier-Bruno. Ze zal zich ontwikkelen tot meer dan alleen levensgezellin en klankbord. Ze ondersteunt en stimuleert Freinet, vervangt hem bij zijn vele taken, corrigeert en kritiseert hem in klare taal wanneer zij dat nodig vindt.

Freinet komt op zijn voortdurende zoektocht ook een drukpersje tegen. De geschreven ervaringen van de kinderen kunnen daarmee bewaard en verspreid worden. Teksten van de leerlingen bieden nu gelegenheid voor lees- en taalonderwijs. Dit versterkt zijn idee dat de methodes de school uit moeten. De onderwerpen in schoolboekjes lijken niet op wat in z’n eigen dorp aan de orde is. Methodes, geschreven in schooltaal voor de gemiddelde leerling, houden weinig rekening met verschillen tussen leerlingen. De manier waarop de auteurs informatie in technische deelaspecten uiteenrafelen, meestal gericht op invullen en naschrijven, strookt niet met de wijze waarop je in alledaagse situaties kennis verwerft.

Over zijn drukperservaringen schrijft hij in vakbladen: Geen methodeboekjes, geen lesjes meer. Hij schrijft het boek De drukpers op school, en hij maakt circulaires voor onderwijzers die meer willen weten. Reacties van collega’s op zijn schrijfwerk zijn het begin van briefwisselingen. Ervaringen uit klassenpraktijken worden uitgewisseld. In 1927 komen 41 leerkrachten van dit netwerk voor het eerst op een vakbondscongres in Tours bij elkaar. Voor onderlinge hulp richten ze de CEL op, een coöperatie die zich vooral bezig houdt met het ontwikkelen en fabriceren van hulpmiddelen, drukmaterialen, werkkaarten en een cinematheek. Ook leerlingen gaan corresponderen en verbreden zo hun kennis op allerlei gebied. Freinet begint het kindertijdschrift La Gerbe (Het Boeket) met daarin bijdragen van alle corresponderende groepen. Wanneer je anders werkt, heb je ook andere hulpmiddelen nodig. Voor uitwisseling van praktijken en informatie over allerlei vernieuwingen geven ze het tijdschrift l’Impremerie l’Ecole uit. Serieuze aandacht voor het werk van kinderen, aandacht voor uitwisseling en efficiënte onderlinge hulp en zorg voor effectieve hulpmiddelen zijn en blijven sterke punten van de freinetpedagogie.

Al doende ontwikkelen ze stukje bij beetje en in contact met elkaar technieken om deze manier van werken richting te geven en te systematiseren. Ze maken de eigen teksten, onderzoekjes en verslagen steeds meer tot spil van hun onderwijs. Uitgaan van activiteiten van de kinderen betekent dat leerlingen eigenaar worden van hun leerproces en de start van het werk minder bij de onderwijzer ligt.

In 1928 verhuizen Freinet en Elise naar Saint-Paul de Vence. Daar waagt hij het om van de burgemeester meerdere malen te verlangen dat de vloer en het sanitair in de school gerepareerd moeten worden. Ook in Saint-Paul helpt hij weer ouders bij de totstandkoming van arbeiders- en boerencoöperaties. Dit valt niet goed bij de regenten.

In 1932 is er een groot congres van pedagogen in Nice: Opvoeding in relatie met de sociale ontwikkeling. Veel buitenlandse deelnemers maken van de gelegenheid gebruik om Freinet’s school te bezoeken. Hij laat hen zien waar nu precies de problemen van een onderwijzer op een volksschool zitten. De Rus Roubakin houdt een rede over het schoolsysteem in het Rusland van na de revolutie. Dit is voor de burgemeester de stok om mee te slaan. Er ontstaat een ‘school’strijd, die steeds gewelddadiger wordt. Dit haalt de landelijke pers, er wordt een actiecomité pro Freinet opgericht en hij ontvangt steun vanuit heel Frankrijk.
De meeste onderwijsinspecteurs oordelen gunstig over het onderwijs dat ze in ‘freinetgroepen’ tegenkomen. Toch wordt Freinet op bevel van de prefect overgeplaatst, in het belang van het openbaar onderwijs.

Vanaf 1934 bouwt hij met hulp van kameraden een eigen school bij Vence. Dat wordt een proeftuin voor nieuwe werkwijzen, waar hij iedere vorm van indoctrinatie verwerpt. Direct na de bevrijding is het klimaat voor veranderingen gunstig en groeit het aantal aanhangers van de freinetpedagogie sterk. In 1948 richten ze het Institut Coopératif de l’Ecole Moderne (ICEM) op en in 1957 de internationale beweging FIMEM. Alle activiteiten voor de ontwikkeling en het verspreiding van de ideeën worden door deze organisaties gebundeld. Freinetwerkers spreken met opzet liever over Ecole Moderne dan over Ecole Nouvelle. Een nieuwe school (nieuw leren) suggereert dat het oude dient te verdwijnen, terwijl het onderwijs voortdurend kritisch bij de tijd moet blijven. Freinetonderwijs is voortdurend in beweging om zelf mee de nieuwe tijd te kunnen maken.

Naast het werk voor zijn school, voor de CEL en voor de beweging reist Freinet door heel Frankrijk om te overleggen, collega’s te ondersteunen en lezingen te verzorgen. Hij blijft over de pedagogie en de technieken schrijven en publiceren. Ook neemt hij geregeld stelling in actuele politieke en onderwijspolitieke kwesties. De suggesties aan vakbonden en regering bespreekt hij steeds in het tijdschrift van de beweging Educateur om collega’s van argumenten te voorzien bij hun eigen discussies.

Na zijn dood blijft het ledenaantal van De Freinetbeweging toenemen. Het zoeken naar verbeteringen en nieuwe toepassingen van de opvoedkundige en onderwijskundige technieken gaat onverminderd door, voortbouwend op wat er tot nu toe al bereikt is.